Nieuwe rijksbouwmeester hard nodig

De vorige Rijksbouwmeester heeft de bouw kwaad gedaan aldus Friso de Zeeuw, hoogleraar gebiedsontwikkeling aan de TU Delft vandaag in de Volkskrant naar aanleiding van de vacature voor rijksbouwmeester welke is vrij gekomen. De functie is momenteel vacant omdat de laatste rijksbouwmeester, Frits van Dongen, onlangs ontslag heeft genomen.

De titel ‘bouwmeester’ doet echter wat merkwaardig aan, want Van Dongen pleitte juist voor een bouwstop. En wel in absolute zin, dus ook voor bijvoorbeeld woningen en zorgvoorzieningen. ‘Nederland is uitgebouwd’, riep hij vorig jaar in de media.

Een merkwaardige uitspraak van een functionaris die de kwaliteit van de bouw wordt geacht te bevorderen. Ook de transformatie van bestaande kantoren naar studentenwoningen of hotels kon zijn goedkeuring niet wegdragen.

Van Dongen wilde namelijk meerdere functies in één gebouw verenigen. Dat dit beheerstechnisch vaak problemen oproept, deerde hem niet.

Van Dongens ambities reikten nog verder. Hij wilde volkstuintjes op het dak, ‘want daar kun je lege gebouwen heel goed voor gebruiken’. Ook bepleitte hij om met ‘high tech urban farming’ het lege vastgoed op te vullen. Dat is een soort champignonkwekerij op zijn kant, gemonteerd in een verlaten departementsgebouw. Zo zouden steden zich dan van hun ‘eigen’ voedsel kunnen voorzien.

Om deze transformatie mogelijk te maken, kwam de crisis goed van pas: ‘Laat de crisis nog maar vier, vijf jaar duren, laat het maar veel erger worden dan het nu is’, aldus Van Dongen.

Met deze stellingnames heeft Van Dongen zich compleet vervreemd van de architectenwereld en het bouwend bedrijfsleven. De reputatie van de functie lijdt eronder. Hij heeft geen bijdrage geleverd aan het architectuurbeleid. Hij had dat bijvoorbeeld kunnen doen door de kostbare aanbestedingsterreur waaronder architectenbureaus gebukt gaan, aan te pakken,maar dat is niet gebeurd.

Genoeg redenen dus om de vacature niet zo maar weer op te vullen. Dat de vertrokken rijksbouwmeester er een potje van heeft gemaakt, is niet meer dan een aanleiding om de functie eens goed tegen het licht te houden.

Het instituut ‘rijksbouwmeester’ werd in 1806 opgericht als ‘leidinggevend ontwerper van rijksgebouwen’. Die positie is door de jaren heen behoorlijk afgekalfd. Nu selecteert de rijksbouwmeester architecten voor rijksgebouwen en adviseert over de herbestemming van af te stoten panden. En hij of zij adviseert – ondersteund door een kleine staf – de regering gevraagd en ongevraagd over het architectuurbeleid. Deze laatste functie is later toegevoegd aan het takenpakket.

Mijn suggestie is om het takenpakket weer te concentreren op kwaliteitsbevordering bij de (her)ontwikkeling en het afstoten van rijksvastgoed. Terug naar de oorsprong dus en ingebed in het onlangs opgerichte Rijksvastgoedbedrijf. De rijksoverheid gaat 2,8 miljoen m2 vastgoed afstoten en deels transformeren; dat is ook een enorme kwalitatieve en ontwerpopgave.

‘Nationaal architectuurbeleid’ lijkt mij een inhoudsloos, overleefd begrip. Voor het verbeteren van de condities waaronder professionele ontwerpers hun werk kunnen doen (zoals het genoemde aanbestedingsbeleid) heb je geen rijksbouwmeester nodig. Daarnaast bestaat al het Stimuleringsfonds voor de creatieve industrie dat met subsidies (inter)nationale projecten ondersteunt.

En als architectuur verder versterkt moet worden, doe dat dan te velde, waar ontwerpers en opdrachtgevers elkaar ontmoeten zoals in de vele lokale architectuurcentra.

Bron: Volkskrant

Related Posts

About The Author